Hier een overzicht van de verschillende hoofdstukken:
Deel 01 - "Droomberoep" Concertfotograaf?
Deel 02 - Juridische vraagstukken
Deel 03 - Bijzonderheden Concertfotografie
Deel 04 - Het gedrag in de "Pit"
Deel 05 - De zinvolle uitrusting voor concertfotografen
Deel 06 - Tips en trucs van de (concertfotografie-) Professionals
Deel 07 - Beeldcompositie (Deel 1)
Deel 08 - Beeldcompositie (Deel 2)
Deel 09 - Aanbevolen camerainstellingen
Deel 10 - De nabewerking
Afbeelding 6.1: Wie sfeervolle, buitengewone concertfoto's wil maken, heeft naast geschikte fotoapparatuur ook wat ervaring nodig - of op zijn minst een paar goede tips van ervaren fotografen. Natuurlijk speelt ook een beetje geluk een rol. Maar zoals het spreekwoord zegt: "Het geluk is met de ijverigen!" Daarom moet je niet alleen op je geluk vertrouwen, want anders zul je zelden bijzondere foto's van een concert mee naar huis nemen. Hier kon fotograaf Sven Darmer de zanger van Depeche Mode, Dave Gahan, vastleggen voor een indrukwekkende podiumachtergrond (Concert op 9 juni 2013 in het Olympisch Stadion Berlijn). Canon EOS-1D X met EF 2,8/70-200mm bij gebruikte brandpuntsafstand 142mm. 1/250 seconde, diafragma 7,1, ISO 3.200.
(Foto © 2013: DAVIDS/Sven Darmer - www.svendarmer.de)
6.1 Geschikte lichtmetingsmethoden
Volgende lichtmetingsmethoden zijn mogelijk met de meeste moderne camera's:
• (middengerichte) integraalmetering
• Spotmeting
• Meerveldsmeting
Afbeelding 6.2: Muzikanten, net als alle artiesten, zijn vaak volledig in het zwart gekleed - een omstandigheid die de lichtmeting voor ons fotografen niet bepaald eenvoudiger maakt. Als de muzikant zijn positie gedurende een bepaalde tijd behoudt, kan ook de spotmeting soms zinvol zijn. Dan meet je op het gezicht van de artiest en kun je zo een waarde bepalen die onafhankelijk is van het tegenlicht van het podiumlicht. Zo zorg je ervoor dat de persoon goed op de foto's wordt weergegeven en herkenbaar is. Nikon D800 met 2,8/70-200mm-Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 120mm. 1/1000 seconde, diafragma 5,6, ISO 1000.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Bij de integraalmetering worden de individuele helderheidswaarden van het volledige beeldveld in overweging genomen. Ideaal is dit bijvoorbeeld voor typische vakantiefoto's of foto's van grote groepen onder zo normaal mogelijke lichtomstandigheden (bij niet al te sterke contrasten). Bij de variant van de middengerichte integraalmetering wordt het gebied in het midden van het beeld sterker gewogen dan de randgebieden (bij de Nikon D4 is dit een cirkel in het midden van het beeld met een diameter van 12 mm, die met 75% wordt gewogen).
De camerabouwers gaan ervan uit dat de beeldbepalende motiefdelen meestal in het midden van het beeld zijn geplaatst (bijvoorbeeld bij groepsfoto's).
Afbeelding 6.3: Peter Maffay bij het concert in de Berlijnse Waldbühne (op 28 mei 2011). Als het motief bestaat uit een gelijk aantal donkere plekken (hier: gitaarband, broek) en lichte plekken (hier: delen van de gitaarkorpus) en de rest uit neutraal lichte plekken (hier: grijze achtergrond), dan bereik je met de lichtmetingsmethode van de integraalmetering de beste resultaten. (Hier werd de middengerichte integraalmetering gebruikt). Canon EOS-1D Mark IV met EF 2,8/70-200mm bij gebruikte brandpuntsafstand 165mm. 1/250 seconde, diafragma 4,5, ISO 1.000.
(Foto © 2011: DAVIDS/Sven Darmer - www.svendarmer.de)
De spotmeting is een lichtmetingsmethode voor ervaren fotografen; alleen bij bekwaam gebruik ervan leiden zinvolle (juiste) resultaten tot stand. Bij spotmeting wordt een zeer klein deel van het beeldveld (het meetgebied bevindt zich meestal in het midden) gebruikt om gericht een klein deel van de helderheid in het motief te meten. Dit zal het deel zijn dat als het belangrijkst wordt beschouwd en absoluut juist belicht moet worden. In de concertfotografie is dit vaak het gezicht van de zanger/muzikant. Echter, de volgende punten veroorzaken vaak moeilijkheden voor de gebruikers: ten eerste de grootte van het meetgebied, dat bij mijn Nikon D4 bijvoorbeeld slechts een cirkeldiameter van 4mm heeft (dit komt overeen met slechts ongeveer 1,5% van het volledige beeldveld).
Ten tweede moet ervoor gezorgd worden dat het deel van het motief dat wordt gemeten, qua helderheid ongeveer overeenkomt met een 18% grijs. Want hierop is de lichtmeting van de camera's gekalibreerd; de reflectie van een 18% grijs dient dus als referentiewaarde, en als het gemeten deel van het motief afwijkt van de reflectie, zal de belichting fout zijn. Alleen motieven waarbij het gemeten deel het licht reflecteert als 18% grijs, zijn geschikt voor belichtings-spotmeting. (Het is tijdens een concert - naar mijn mening - nogal onpraktisch om een referentie-grijze kaart voor het gezicht van de zanger te houden om een correcte belichting te bepalen ...) Wat sommige fotografen ook in de war brengt, is dat de belichtingsmeting vaak in het midden van het actieve scherpstelveld plaatsvindt.
Dit leidt snel tot verwarring dat beide functies "verwant" zouden kunnen zijn. Vanuit het oogpunt van camerabediening en logica hebben belichtingsmeting en autofocus echter niets met elkaar gemeen. De belichtingsmeting wordt gebruikt om een beeld te creëren dat niet te licht en niet te donker is (tenzij je hebt gekozen voor High-Key- of Low-Key-foto's). De autofocus daarentegen is nodig om een juist scherpgestelde foto te maken.
Afbeelding 6.4: Een motief (met veel donkere beeldgebieden) dat geschikt is om met behulp van spotmeting de juiste combinatie van sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid te bepalen om een correct belichte foto te krijgen. Belangrijk bij het gebruik van spotmeting is dat er gedurende voldoende tijd een constante (hier: daglicht-)verlichting aanwezig is, waarbij men de tijd heeft om de belichtingsmeting uit te voeren.
Ook mag de artiest op het podium niet te snel bewegen, zodat de belichtingsmeting kan worden uitgevoerd. Vanwege de donkere achtergrond en zwarte kleding van de muzikant zou een andere lichtmetingsmethode hebben geleid tot een te sterk overbelicht resultaat, waarbij de kleding er grijs uit zou zien en het gezicht veel te licht zou worden weergegeven. (Tenzij men gebruik zou hebben gemaakt van de integraalmetering of de matrixmeting in combinatie met de handmatige belichtingscorrectie, die ook wel Plus-Minus-correctie wordt genoemd). Nikon D800 met 2,8/70-200-mm-Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 175mm. 1/640 seconde, diafragma 4,0, ISO 1.000.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Bij de Meerveldsmethode (ook wel Matrixmeting genoemd) wordt de afbeelding verdeeld in verschillende gebieden (bijvoorbeeld vijf: een veld in het midden en alle vier aangrenzende hoekgebieden). Elk veld wordt (automatisch) gemeten door de camera en vervolgens wordt hiervan een gemiddelde berekend.
Deze belichtingsmeetmethode is aan te raden wanneer bijvoorbeeld contrastrijke motieven gefotografeerd moeten worden. Het idee is dat alle delen van het beeld in overweging moeten worden genomen en dat er een tijd-diafragma-ISO-combinatie wordt bepaald die als een compromis uit alle gebieden kan worden beschouwd (om zo te voorkomen dat er overbelichte witte plekken in het beeld komen of diepzwarte plekken zonder details).
Ook al zijn er door fabrikanten verder ontwikkelde belichtingsmeetmethoden (zoals de Kleurmatrixmeting, die ook kleuren in het motief bij de helderheidsmeting in overweging neemt; of de 3D-kleurmatrixmeting, die daarnaast ook de afstanden van de motiefgebieden bij de berekening in overweging neemt), alle belichtingsmeetmethoden kampen altijd met een dilemma:
Als de helderheidsverschillen in het motief te groot zijn (= groot dynamisch bereik), dan is het onmogelijk om met één enkele opname een bevredigend belichte foto te maken. Dan is namelijk het dynamisch bereik van het motief groter dan het dynamisch bereik van de camera, waardoor er onvermijdelijk plekken in de foto zullen verschijnen die zwart zijn zonder details of overbelicht wit. De oplossing hiervoor zou HDR zijn; echter is dit voor concertfotografie volledig ongeschikt vanwege het verbod op statieven in de pit en de beweging van de muzikanten op het podium.
Afbeelding 6.5: Niet eenvoudige lichtomstandigheden zijn in concertfotografie eerder regel dan uitzondering, vooral bij rock- en popconcerten. Met name wanneer een schijnwerper als (sfeervol) tegenlicht in de lens schijnt, kan het gebeuren dat de personen (zanger(es)/danser(es)) op het podium te donker op de foto staan. Echter kan de eventuele verkeerde belichting door het tegenlicht onder bepaalde omstandigheden weer worden gecompenseerd, bijvoorbeeld zoals in deze foto, waar de donkere (voornamelijk zwarte) kleding van de boyband bij de belichtingsmeting als het ware hiertegen reageert. Zo worden de twee extremen (tegenlicht enerzijds; zwarte kleding van de acteurs anderzijds) weer in balans gebracht. Het resultaat is een sfeervolle concertfoto, waarbij ook de gezichten van de zangers nog voldoende tot hun recht komen. US5 tijdens een concert op 24 november 2007 in Berlijn.
(Foto © 2007: DAVIDS/Sven Darmer – www.svendarmer.de)
Uiteindelijk komt het er dus op neer dat de fotograaf moet beslissen welk (beeldbepalend) deel van het motief correct belicht moet worden. En of hij of zij daarvoor de Spot-, Integraal- of Meerveldsmethode toepast, is volstrekt onbelangrijk. Het is cruciaal dat hij of zij met de toegepaste methode het juiste resultaat behaalt.
Echter zou de camera-voorinstelling (die als 'aanbeveling' voor de fotograaf wordt beschouwd) niet uitsluitend "blindelings" moeten worden gevolgd. Aangezien we aan camerazijde drie parameters hebben (sluitertijd, diafragma, ISO-gevoeligheid) om een bepaalde belichting (beeldhelderheid) te verkrijgen, kunnen we deze drie parameters ook wijzigen op een manier dat de belichting (en daarmee de helderheid van de foto) gelijk blijft; echter dan met een andere tijd-diafragma-ISO-combinatie die meer geschikt is voor onze doeleinden. Als voorbeeld: Als de camera-belichtingsautomaat (ongeacht welke) ons de volgende waarden voorstelt: Sluitertijd = 1/250 seconde, Diafragma = 8, ISO = 800, kunnen we deze zodanig aanpassen dat we bijvoorbeeld een kortere sluitertijd krijgen bij dezelfde ISO-instelling en een meer open diafragma (en daarmee een duidelijkere scherpte-onscherpte-verloop).
In concertfotografie wordt vaak gespeeld met het scherpte-onscherpte-verloop om de gefotografeerde muzikant los te maken van de (vaak storende) achtergrond van het podium. Als de achtergrond lelijk is, kan door het gebruik van weinig scherptediepte (vaak slechts enkele centimeters of zelfs millimeters) deze grotendeels onherkenbaar worden gemaakt. Het doel is altijd om de kijker zijn blik te richten op de elementen in de foto die de fotograaf als belangrijk beschouwt. Bij concertfotografie zullen dit meestal de gezichten van de artiesten zijn, of bij meer abstracte opnamen soms alleen de instrumenten (of de spelende handen).
Echter, om dit te kunnen bereiken, moeten we een (bijna) open diafragma gebruiken; het diafragma 8 dat door de camera-belichtingsautomaat wordt voorgesteld is daar niet geschikt voor (omdat het scherptebereik te groot zou zijn). Om toch met een open diafragma te kunnen fotograferen, passen we de waarden die door de camera zijn voorgesteld aan, zodanig dat we het diafragma verder openen (tot bijvoorbeeld 2,8) en de sluitertijd verkorten (in ons voorbeeld tot 1/2000 seconde), met behoud van dezelfde ISO-instelling (800). Op deze manier bereiken we dezelfde beeldhelderheid, maar met een andere parametercombinatie.
Opmerking: Deze op de motiefvereisten afgestemde en handmatig door de fotograaf uit te voeren "shiften" (verandering van de camera-voorgestelde parametercombinatie van tijd, diafragma en ISO bij gelijkblijvende beeldhelderheid) is van zodanig groot belang voor de fotografiepraktijk dat veel cameraproducenten deze functie op het bedieningswiel hebben geplaatst (bij Nikon: dat met de rechterduim wordt bediend). Zo kan de fotograaf snel ingrijpen en de belichtingscombinatie kiezen die hij of zij juist acht.
Vaak wil de fotograaf liever met een meer open diafragma fotograferen (dan wordt het diafragma geopend en dit gecompenseerd met een kortere sluitertijd of door verlaging van de ISO-waarde) of men heeft een kortere sluitertijd nodig, bijvoorbeeld omdat de muzikanten een spectaculaire, snelle show geven die een korte sluitertijd vereist bij de foto-opnames (dan wordt de sluitertijd verkort en dit gecompenseerd door het openen van het diafragma of door verhoging van de ISO-gevoeligheid). Aan de andere kant zijn er ook situaties denkbaar waarin het scherptebereik vergroot moet worden, bijvoorbeeld omdat de op het podium verspreide muzikanten allemaal scherp op de foto moeten worden afgebeeld of waarbij de fotograaf voor bepaalde effecten (bijvoorbeeld bij gebruik van pyrotechniek in de show) iets langere sluitertijd nodig heeft dan voorgesteld.
De door de camera voorgestelde tijd-diafragma-ISO-combinatie is dus slechts een mogelijkheid voor de juiste belichting; door het combineren van sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid kunnen echter vele verschillende combinaties worden gekozen die allemaal leiden tot een constante belichting. Kies de combinatie die het optimale resultaat levert volgens jouw voorstelling voor het motief dat je wilt fotograferen!
Afbeelding 6.6: Bij deze foto moet absoluut de kunstige vingervlugheid van de BAP-gitarist op de voorgrond staan (concert op 24 augustus 2011). Daarvoor heb ik de tijd-diafragma-ISO-combinatie gekozen die het benadrukken van het scherpte-onscherpte-verloop mogelijk maakt (bijna open diafragma). Zo kon ik de gitarist wat laten opvallen, maar de achtergrond volledig laten vervagen in onscherpte. Hierdoor lijkt de foto bijna op een geënsceneerde studiofoto – maar nauwelijks op een kiekje van een concert op een relatief klein podium. Nikon D3S met 1,4/85mm-Nikkor. 1/125 seconde, Diafragma 2,2, ISO 1.250.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
6.2 Automatische belichting versus handmatige bediening
Veel fotografen (vooral beginners met grote ambitie) willen absoluut fotograferen met handmatige camerainstelling. Ze bedoelen daarmee dat ze automatische belichtingssystemen vermijden en de sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid handmatig instellen.
Ik vind om verschillende redenen dat dit de verkeerde weg is: ten eerste kunnen schommelingen in de verlichting (wat vrij vaak en snel voorkomt in concertfotografie) ervoor zorgen dat we voortdurend de tijd-diafragma-ISO-combinatie moeten aanpassen. Echter, zelfs met een geweldig oog en een krachtig brein kunnen we deze schommelingen niet altijd opvangen; overbelichtingen zijn dan onvermijdelijk. Ten tweede is het nogal - nou ja, laten we zeggen: moedig, als fotografen menen dat ze de helderheid van het motief zo goed kunnen inschatten dat ze vrijwillig tijd, diafragma en ISO-waarde handmatig kunnen instellen. Ons oog past zich (zeer snel!) aan veranderende lichtsituaties aan, zodat we de verschillen niet echt opmerken; of pas wanneer deze zeer groot en plotseling zijn.
In geval van handmatige instelling is het gebruikelijk om te vertrouwen op de waarden die worden voorgesteld door de camera (-belichtingsautomaat). Deze waarden zijn weer gebaseerd op de meting van de interne lichtmeting van de camera; wat niets anders betekent dan dat het verschil tussen handmatige instelling van de parameters tijd, diafragma en ISO en fotograferen met een van de drie (professionele) belichtingsautomaten (programma-, diafragma- en sluitertijd automaat; het gebruik van de ISO-automaat wordt sterk afgeraden!) enkel ligt in het feit dat bij de eerste de waarden worden ingesteld door de fotograaf (maar volgens de richtlijnen van de camera-automaat) en bij de tweede de camera de parameters zelf instelt (omdat een van de belichtingsautomaten is geselecteerd).
Afbeelding 6.7: Bij klassieke concerten (of ook bij jazz, country, volksmuziek, schlager, etc.) wordt over het algemeen geen sterk fluctuerende verlichting verwacht. Er worden ook minder of zelfs helemaal geen kleureffecten ("lichtshow") gebruikt; concertfotografen kunnen dus rekenen op constante, natuurlijke (witte) verlichting, wat handmatige belichtingsregeling natuurlijk sterk vereenvoudigt. Hier werd Montserrat Caballé gefotografeerd tijdens haar concert in de Berliner Philharmonie op 31 januari 2011. Canon EOS-1D Mark IV met EF 2,8/300mm. 1/160 seconde, diafragma 2,8, ISO 1.000.
(Foto © 2011: DAVIDS/Sven Darmer - www.svendarmer.de)
Afbeelding 6.8: RUNRIG op 29 augustus 2012. Wanneer de belichting op de muzikanten (ten minste voor een "gelukkige", maar onbepaalde duur) constant is, kan er goed worden gewerkt met handmatige belichtingsinstelling. Dan maakt het ook niet uit of schijnwerpers de achtergrond verlichten, want de voorgrond, de muzikant, blijft correct belicht.
(Tussen deze twee foto's zijn nog 18 andere door mij gefotografeerd met identieke belichtingsinstelling). Nikon D4 met 1,4/85-mm-Nikkor. 1/250 seconde, diafragma 2,5, ISO 2.500.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Conclusie
Iedereen die - om welke reden dan ook - liever handmatig fotografeert, kan dit natuurlijk doen. Maar in professionele concertfotografie draait het, net als in andere gebieden van de fotografie, alleen om het resultaat. Dus maak je niet te veel zorgen over de weg, maar zorg er liever voor dat het resultaat slaagt. De weg daar naartoe doet er niet toe. (Een foto is niet per se beter, alleen omdat de fotograaf met handmatige instelling heeft gewerkt).
Wie kiest voor handmatige instelling van sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid, moet er rekening mee houden dat veranderende lichtomstandigheden aanpassing van de belichtingsparameters vereisen. Let dus telkens weer op of de belichtingsinstellingen leiden tot het gewenste resultaat of dat een correctie nodig is.
6.3 Gebruik maken van de continu-opnamefunctie van de camera
In fracties van seconden gaan spots aan en uit. Vanwege de vaak snelle bewegingen van de muzikanten op het podium verbergen ze een (tegen-)licht of laten het in onze lenzen schijnen. Tienden van seconden beslissen of de artiest bij de portretfoto knippert of een ongelukkige (onfotogenieke) grijns trekt.
Concertfotografie is actiefotografie, daarom is het raadzaam om de camera in te stellen op de snelheid van de continu-opnamemodus. Het heeft echter geen zin om regelmatig een dozijn bijna identieke foto's achter elkaar te maken; het is daarentegen aan te bevelen om tijdens het fotograferen altijd 2-4 korte "salvo's" af te geven. Op deze manier kan de fotograaf gericht en doordacht de motieven fotograferen en vermijdt toch het risico dat vanwege een kort moment de betreffende foto onbruikbaar wordt (bijvoorbeeld omdat in een kort fractie van een seconde een schijnwerper direct en dus storend in de camera schijnt).
We hoeven ons als concertfotografen niet te beperken; vanwege de korte beschikbare tijd (meestal slechts drie liedjes) hoeven we niet bang te zijn dat de geheugenkaart vol raakt voordat we uit de pit worden geleid. En ook de camerabatterij zal waarschijnlijk lang genoeg meegaan voor 3-4 concerten achter elkaar, voordat de batterijstatusaanduiding ons vertelt dat we moeten opladen. Dus bespaar niet op foto's, maar "schiet erop los"!
Afbeelding 6.9: Veel rocksterren hebben kenmerkende poses. Als het lukt om deze vast te leggen, zal dit de verkoop van de foto enorm bevorderen. Billy Idol (hier op 27 november 2005 in Berlijn) is natuurlijk een doorgewinterde professional en ook een meester in zelfexpressie. De continu-opnamemodus op de camera helpt om het optimale resultaat te kiezen uit vergelijkbare foto's. Die waar de pose perfect past, het beeldkader en de belichting kloppen, en ook de vele details (stand van de schijnwerper, mimiek, mensen en apparatuur op de achtergrond, etc.) op ideale wijze harmoniëren.
(Foto © 2005: DAVIDS/Sven Darmer - www.svendarmer.de)
6.4 Belichtingsreeks - kritisch bekeken
De betekenis van belichtingsreeksen heb ik nog nooit echt begrepen. Het lijkt een beetje op met kanonnen op mussen schieten. En vooral in het digitale tijdperk, waar we fotograferen in RAW-formaat en al onze foto's (ten minste lichtelijk) nabewerken, is belichtingsreeksen net zo overbodig als een struma.
Afbeelding 6.10: Belichtingsreeksen zijn alleen zinvol als de fotograaf onzeker is over welke belichting optimaal is; hij probeert op deze manier met meerdere foto's met verschillende belichtingen op zijn minst een optimaal belichte foto te krijgen. Echter, concertfotografie met zijn snel wisselende lichtomstandigheden is slechts beperkt geschikt voor het gebruik van belichtingsreeksen. Zoals al meerdere malen aangegeven, verandert de belichting van de acteurs op het podium toch constant en erg snel. Met een gelijkblijvende belichtingsinstelling kunnen dus volledig verschillende resultaten worden verkregen. Als je dan naast deze onzekerheid, die gebaseerd is op de lichtshow, een tweede onzekerheid in het spel brengt, namelijk de verandering van de belichtingsinstellingen tijdens een serie opnames, dan komen er twee risicofactoren samen, waardoor het (optimale) resultaat nog minder voorspelbaar (te behalen) is. Met belichtingsreeksen bevind je je op zeer onzeker terrein, waardoor de resultaten puur afhankelijk zijn van onvoorspelbare factoren. Stel bijvoorbeeld: Vindt de onderbelichting die bij de belichtingsreeks hoort misschien wel precies op het moment plaats waarop een schijnwerper direct in de lens van de fotograaf schijnt en er dus al een onderbelichting zou resulteren? (Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Naar mijn mening is het veel zinvoller om je te richten op de waarschijnlijk juiste instelling van de camera in plaats van belichtingsvarianten te fotograferen. Zelfs als de instellingen bij de opname niet helemaal optimaal waren, kan de foto dankzij de RAW-ontwikkeling in Photoshop of Lightroom in de meeste gevallen nog worden "gered". Richt je dus liever op een originele beeldcompositie, op het vastleggen van geweldige scènes van de show, op het fotograferen van alle muzikanten (ook al zijn sommige van hen nog onbekend). En om de belichtingsinstellingen te controleren, volstaat af en toe een korte blik op het camerascherm om grote fouten te ontdekken en te corrigeren.
6.5 Gebruik volle accu's
Je weet maar nooit ... Volgens dit motto moet je altijd volledig opgeladen accu's in de camera hebben als je concertfoto's wilt maken. Natuurlijk is vaak zelfs een zesde van de capaciteit van een krachtige accu volledig voldoende, vooral omdat er alleen tijdens de eerste drie nummers gefotografeerd mag worden. Maar je weet nooit wat er allemaal kan gebeuren, of de fototijd misschien uit een opwelling verlengd wordt of omdat een opkomende muzikant gepromoot moet worden. En wie weet krijg je misschien ook de gelegenheid om voor of na het concert bij de interviewafspraak (of vooraf tijdens de soundcheck) nog meer foto's te maken? Dus: Laad de camerabatterij op! (Of neem een opgeladen reservebatterij mee).
Afbeelding 6.11: "Dit is om wanhopig van te worden!" Als Woody Allen op het podium de klarinet ter hand neemt (zoals hier tijdens het concert met zijn New Orleans Jazz Band op 22 maart 2010 in Berlijn), zijn expressieve concertfoto's gegarandeerd! Het zou toch jammer zijn als je voortijdig zou moeten stoppen met fotograferen omdat de accu te weinig restcapaciteit had en inmiddels volledig leeg was.
(Foto © 2010: DAVIDS/Sven Darmer – www.svendarmer.de)
6.6 Fotografeer in RAW-formaat
Voor veel gebieden van de fotografie is het volledig onnodig om in RAW-formaat te fotograferen. JPEG is kwalitatief meer dan voldoende. Echter, bij concertfotografie wordt het fotograferen in RAW-formaat echt aanbevolen, meer dan in welk ander gebied dan ook, omdat we hier regelmatig te maken hebben met sterke helderheidscontrasten. Uitgebeten witte gebieden waar schijnwerpers rechtstreeks in de lens schijnen, en donkerste gebieden op de achtergrond van het podium zijn geen zeldzaamheid. Ook verdwijnen gezichten vaak; ofwel worden ze te licht omdat de spot te sterk was voor onze belichtingsinstelling, ofwel zijn de gezichten te donker omdat tegenlichtspots de meting van onze belichtingsautomatiek hebben verstoord.
Als we in RAW-formaat fotograferen, kunnen sommige instellingen achteraf probleemloos worden gewijzigd (bijvoorbeeld de witbalans) en kan de belichting op zijn minst over een paar stoppunten worden geoptimaliseerd.
Afbeelding 6.12: ich & ich met zanger Adel Tawil aan de microfoon op 1 september 2010. Bij de meeste concerten kunnen moeilijke tot bijna onmogelijke helderheidscontrasten worden verwacht. Het is dan handig om in RAW-formaat te fotograferen, zodat je later op de computer nog detail kunt halen zowel uit de lichte, overbelichte gebieden als uit de donkere, onderbelichte gebieden. Nikon D3S met 2,8/24-70mm-Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 24mm. 1/1000 seconde, diafragma 3,2, ISO 3200.
(Foto © 2010: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
6.7 Regelmatige fotobeleid - met automatische (en schermvullende) beeldweergave
Het grote voordeel van digitale fotografie is de mogelijkheid van directe beeldcontrole (op het camerascherm). Fouten kunnen zo onmiddellijk worden herkend (en natuurlijk ook worden verholpen). Maar dit voordeel werkt alleen als de fotografen de beeldcontrole ook uitvoeren. Vooral wanneer je in de hitte van het concert met tijdsdruk fotografeert, vergeten sommigen deze noodzaak. Of ze zijn te hectisch en denken op dat moment dat ze het kunnen missen. Maar dat is een misvatting. Ik heb vaak genoeg fotografen gezien die vol nieuwsgierigheid hun gemaakte foto's bekeken na het verlaten van de fotogracht en moesten constateren dat ze vanwege een onbedoelde foutieve instelling geen enkele bruikbare foto mee naar huis konden nemen ...
Wentel je er dus aan om regelmatig, het liefst bij elke 10-12 foto's, de beeldcontrole uit te voeren. Een korte, snelle blik op het camerascherm is daarvoor volledig voldoende. Om tijd te besparen, moet je de automatische beeldweergave van de camera activeren. Daarbij wordt elke gemaakte foto enkele seconden op het scherm weergegeven. Een kort tikje op de ontspanknop van de camera laat de foto ook meteen weer verdwijnen.
Het is ook zinvol om op grotere afstanden af en toe de scherpte te controleren. Daarvoor is een snelle korte blik niet voldoende; in dat geval moet je in de foto inzoomen. Deze controle is echter minder vaak nodig; eens per nummer zou voldoende moeten zijn. (Tenzij je vaak problemen hebt met de scherpte van je foto's; maar waar dat aan kan liggen, zou ik dan natuurlijk van tevoren controleren).
Afbeelding 6.13: Als bij het concert (zoals hier bij Tim Bendzko op 24 augustus 2012) de fotografen vol enthousiasme en onder tijdsdruk fotograferen, kan het gebeuren dat ze vergeten regelmatig naar het camerascherm te kijken om de genomen foto's te controleren op scherpte, juiste belichtingsinstelling, compositie, enz. En zo gebeurt het vaak dat fotografen met een verkeerde (of niet passende) instelling gedurende alle drie nummers foto's maken en pas na het verlaten van de perskuil, wanneer het te laat is om in te grijpen, hun fout opmerken. Nikon D4 met 2,8/14-24 mm Nikkor bij een brandpuntsafstand van 24mm. 1/80 seconde, diafragma 3,5, ISO 3.200.
(Foto © 2012: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
6.8 Ook eens in zwart-wit fotograferen
Concertfotografie draait eigenlijk grotendeels om de vele kleurrijke lichten. Toch kunnen zwart-witfoto's ook zeer aantrekkelijk zijn. Ik raad aan om de camera alvast in de zwart-witmodus te zetten tijdens het fotograferen. Zo kan bij het controleren op het scherm de impact beter worden ingeschat. Als je in RAW-formaat fotografeert, gaan de kleurinformatie niet verloren; je kunt de foto's dan nog steeds in kleur "ontwikkelen".
Zwart-witfotografie gaat echter niet alleen over het weglaten van kleur. Het gaat er veeleer om motivs in zwart-wit te zien; de fotograaf die dit beheerst, zal ook onderscheid kunnen maken tussen foto's die geschikt zijn voor zwart-wit en andere waarbij ze daarvan niet profiteren, waarbij alleen de kleur ontbreekt.
Afbeelding 6.14: De bijzondere expressiviteit van zwart-witfoto's (of, in dezelfde categorie, foto's in sepia) maakt zwart-witfotografie tijdloos; het is nog steeds "in". Ook deze afbeelding van de BAP-gitarist (concert op 24 augustus 2011 tijdens het Zeltfestival Ruhr in Bochum/Witten) verliest niets door de reductie; integendeel, het wint aan (nostalgische) charme en impact. Nikon D3S met 1,4/85 mm Nikkor. 1/160 seconde, diafragma 2,5, ISO 1.250.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Opmerking
• Sommige motivs "vragen er gewoon om" om in zwart-wit te worden gefotografeerd.
• Anderen daarentegen werken even goed in zowel zwart-wit als in kleur.
• Er zijn echter ook motivs die beter niet in zwart-wit gefotografeerd moeten worden, omdat ze daardoor iets verliezen.
Het is de taak van de fotograaf om uit te zoeken tot welke categorie het motief behoort dat op dat moment gefotografeerd moet worden. Als je hebt besloten om zwart-witfoto's te maken, richt je dan al tijdens het fotograferen daarop en stel je beeldweergave dienovereenkomstig in. Dit traint je oog en helpt bij het beoordelen welke concertfoto's echt goed werken in zwart-wit en welke niet.
Afbeelding 6.15: Een van de weinige foto's die zowel in zwart-wit als in kleur even goed werken. Uiteindelijk bepalen dan het doel (redactioneel gebruik in een krant of een muziektijdschrift, publicatie op een fanpagina, enz.) en jouw smaak welke variant je kiest. Nikon D800 met 2,8/70-200 mm Nikkor bij een brandpuntsafstand van 125mm. 1/640 seconde, diafragma 5,0, ISO 800.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)