Dus voordat je tijdens de concertvoorbereiding begint na te denken over de instelling van de drie belichtingsparameters sluitertijd, diafragmaopening en ISO-instelling, probeer eerst te achterhalen hoe de lichtomstandigheden ter plaatse in de concertzaal zullen zijn. Als dat niet mogelijk is, ben je dus gedwongen om deze aanpassingen vlak voor het begin van het fotograferen, aan het begin van het concert in de fotogravenkuil, te doen.
9.1 Witbalans
Kleurzweem in de kleur van de overheersende spotlight(s) is een gewenst effect bij concertfoto's. Eigenlijk kun je om deze reden stellen dat de witbalans dus geen rol speelt. Maar dat is niet helemaal juist.
Zelfs als de meeste concertfoto's in wezen leven van kleurrijk of op zijn minst behoorlijk kleurrijk te zijn, kan een verkeerde kleurtoon in het gezicht van de artiesten onder bepaalde omstandigheden behoorlijk storend zijn.
Afbeelding 9.1: Bij klassieke en schlagerconcerten is een sterk kleurgevormde lichtshow doorgaans taboe. De lichtomstandigheden zijn hier veel aangenamer voor ons concertfotografen, ook omdat de belichting niet zo snel verandert. Hier is een duidelijk vermoeide Udo Jürgens te zien tijdens zijn concert op 23 oktober 2006 in de Max-Schmeling-Halle in Berlijn.
(Foto © 2006: DAVIDS/Sven Darmer – www.svendarmer.de)
Eigenlijk zou de regel moeten gelden voor de lichttechnici die verantwoordelijk zijn voor de lichtshow tijdens een concert, om vanuit de achterkant van het podium veelkleurige schijnwerpers te gebruiken, en van voren daarentegen, om de artiesten te verlichten, alleen wit, neutraal licht. Dit zou garanderen dat de muzikanten er ook op alle foto's goed en aantrekkelijk uitzien.
Echter, de meeste lichttechnici denken niet na over wat fotografen zouden willen en hoe de kleurrijkheid van de gebruikte schijnwerpers die de gezichten van de muzikanten verlichten, eruitzien op de foto's. Dat is waarschijnlijk anders bij belangrijke tv-opnamen van grote live-concerten; voor het merendeel van de concerten geldt echter dat wij als fotografen met alles rekening moeten houden - tenminste wat betreft de lichtomstandigheden.
Afbeelding 9.2: Bij de meeste live-concerten speelt een kleurrijke lichtshow een belangrijke rol. Het kan snel gebeuren dat bandleden gekleurd licht krijgen. Dat hoeft niet altijd storend te zijn, zoals hier bij deze foto. Bij close-up portretten van de artiesten wensen wij fotografen echter meestal wat "neutraler" wit licht; in ieder geval op de gezichten van de uitvoerenden. De foto toont drummer Iain Bayne aan het werk tijdens een RUNRIG-concert op 29 augustus 2012 in Bochum/Witten, in het kader van het Zeltfestival Ruhr. Nikon D4 met 1,4/85mm-Nikkor. 1/250 seconde, diafragma 2,2, ISO 2.500. Belichtingsautomatiek diafragmaprioriteit (Tijdautomatiek).
(Foto © 2012: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Vele concertfotografen zouden automatisch de witbalans op Automatisch kunnen zetten. Maar dat heeft nadelen, daarom raad ik een andere aanpak aan: fotografeer in het RAW-formaat! Zo kan de witbalans achteraf worden aangepast. Kies dan een specifieke witbalans; ofwel kunstlicht, daglicht of een handmatige vaste instelling. Ook al is dat niet altijd juist en zou de automatische stand vaak betere resultaten opleveren. Maar zo heb je het voordeel dat wanneer er na de fotoshoot meerdere foto's (met dezelfde bewerkingen) moeten worden bewerkt, je de bewerkingsstappen voor kleuraanpassing op identieke wijze kunt uitvoeren.
Als alle foto's van een concert in dezelfde witbalans zijn gemaakt, kan de fotobewerking ook grotendeels geautomatiseerd worden uitgevoerd (opgeslagen in Photoshop onder Acties!). Als je echter alle foto's in de automatische stand zou fotograferen, zouden de foto's verschillend uitvallen, waardoor bewerking met vaste reeks commando's onmogelijk zou worden.
Afbeelding 9.3: Culcha Candela tijdens het concert op 20 augustus 2011. Als het licht te kleurig is voor portretfoto's, moet je op zoek gaan naar andere mogelijkheden. Hier heb ik ervoor gekozen voornamelijk de hele podiumsituatie te fotograferen, dat wil zeggen, de groep als geheel, inclusief het podiumlicht. Fotografen moeten flexibel zijn. De omstandigheden zijn niet altijd ideaal. Niet altijd kan er worden gefotografeerd wat van tevoren was gepland.
Maar als je je aanpast aan de omstandigheden die onveranderlijk zijn bij een live-concert, als het ware "het beste ervan maakt", dan kun je ook geweldige, sfeervolle opnamen mee naar huis nemen.
Houd dus niet vast aan iets wat onder de heersende omstandigheden onmogelijk is. Wees flexibel, pas je aan, en dan zul je ook succesvol zijn. Nikon D3S met 4,0/24-120mm-Nikkor op een brandpuntafstand van 24mm. 1/500 seconde, diafragma 5,6, ISO 3.200.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
9.2 Automatische Afbeeldingweergave
Veel fotografen maken te weinig gebruik van het beslissende voordeel van de digitale technologie: de mogelijkheid om de gemaakte opnamen direct tijdens het fotograferen snel en eenvoudig te controleren (bijvoorbeeld op juiste belichting, scherpte, kader, gezichtsuitdrukking van de geportretteerde artiest, enz.).
Afbeelding 9.4: Pete Doherty op 7 augustus 2009 tijdens een concert op het Berlin Festival 2009. Met behulp van de automatische afbeeldingweergave die je in het cameramenu kunt instellen, kun je snel, zonder tijdsverlies, de laatstgenomen foto voor korte tijd bekijken. Zo kan elke concertfotograaf snel controleren of de door hem ingestelde cameraparameters leiden tot het optimale resultaat, wat vooral bij moeilijke lichtomstandigheden (zoals bij deze foto) aan te raden is. Ik raad aan om ongeveer elke twintig opnamen even snel de resultaten te bekijken, minstens echter elke 1-2 minuten. Op deze manier kan worden voorkomen dat dezelfde fout over alle gemaakte foto's doorloopt.
Let op: Laat je niet opjagen vanwege de korte beschikbare tijd! Houd je hoofd koel, controleer de gemaakte foto's aan de hand van de automatische diavoorstelling (die in het cameramenu kan worden ingesteld, zodat elke foto kort en liefst op volledig scherm wordt weergegeven, dus zonder nutteloze extra weergaven zoals histogram enz.).
Het is in ieder geval beter om slechts een paar, maar wel bruikbare en zo goed mogelijke foto's van het concert mee naar huis te nemen, dan veel slechte of zelfs volledig onbruikbare!
Raak niet in paniek als je tijdens het concert ziet dat de tot nu toe gemaakte foto's onbruikbaar zijn. Probeer rustig na te denken over waar dit aan kan liggen, en corrigeer dan de instellingen. Het kan zijn dat je per ongeluk in de drukte van de fotopit aan een knop van de camera draait, waardoor bijvoorbeeld de sluitertijd wordt ingesteld. Je zult dan niet meer fotograferen met de vooraf ingestelde sluitertijd, maar opeens met een veel te lange, wat tot bewegings- en trillingsonscherpte kan leiden (als deze voor concertfoto's duidelijk te lang is).
Of per ongeluk wordt de schakelaar van autofocus naar handmatige scherpstelling gezet en alle opnamen worden onscherp (wat men bij normale en telelenzen natuurlijk zou opmerken, bij groothoekopnamen echter niet per se).
Het kan ook gebeuren dat je voor een bepaalde lichtsituatie de belichtingscompensatie bijvoorbeeld op +2 had staan en deze dan later in het concert vergeet terug te zetten, waardoor alle opnamen hopeloos overbelicht zijn.
Er zijn tal van mogelijkheden voor verkeerde camerainstellingen, en daarom is het snel controleren van het camerascherm om de paar minuten essentieel voor concertfotografen! (Ik heb overigens al meerdere malen meegemaakt dat fotografen dit vergaten in de hitte van het concert en met volledig onbruikbare foto's de fotopit moesten verlaten).
Afbeelding 9.5: De indie-rockband Mega! Mega! met zanger en frontman Antonino Tumminelli tijdens het concert bij Bochum Total op 12 juli 2013. Als ik snel en automatisch en zonder extra knoppen in te drukken de gemaakte foto's kort laat zien, bespaar ik tijd bij het controleren van de beelden. Dat is vooral belangrijk bij concertfoto's, omdat je hier zelden overvloedig de tijd hebt. Een groot camerascherm met zeer goede resolutie is dus een belangrijke koopoverweging voor concertfotografen. Nikon D800 met 2,8/70-200-mm-Nikkor bij een brandpuntsafstand van 125 mm. 1/320 seconde, diafragma 3,5, ISO 800.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
9.3 Autofocus-instellingen
Moeilijk voor te stellen, maar niet zo lang geleden moesten fotografen nog handmatig scherpstellen. Pas begin jaren 1980 werd de autofocus geïntroduceerd als kenmerk van kleinbeeld-spiegelreflexcamera's: in 1981 bij de Pentax ME F en in 1983 bij de Nikon F3 AF (die met de logge autofocus-zoeker en natuurlijk alleen in combinatie met enkele speciale autofocus-objectieven).
Inmiddels zijn we eraan gewend geraakt om de camera automatisch scherp te laten stellen. En ook het vermogen van veel autofocussystemen om nog voldoende snel scherp te stellen bij zeer zwak licht, is indrukwekkend en juist belangrijk voor concertfotografen. (De autofocus van de door mij gebruikte Nikon D4 werkt zelfs nog bij -2 LW). Maar zelfs het beste AF-module is nutteloos als het verkeerd wordt gebruikt door de gebruiker. Ook hier geldt weer de regel dat de fotograaf precies moet weten wat zijn camera doet. Helaas is dat niet altijd het geval: veel (concert-)fotografen gebruiken niet een specifiek autofocusveld, maar laten de camera zelf bepalen welk van de tot 51 scherpstelpunten moet worden gebruikt.
Vooral wanneer je vanuit de fotopit (omhoog) naar het podium fotografeert, kan dit problematisch zijn, omdat de camera het autofocusveld gebruikt dat het punt in het motief raakt dat het dichtst bij de camera ligt.
Met andere woorden: Er wordt scherpgesteld op het dichtstbijzijnde punt. Vanwege het lagere perspectief vanuit de pit is dit echter vaak (afhankelijk van het beeldkader natuurlijk) de dij van de artiest, de korpus van de gitaar of een box bij de rand van het podium, of de microfoonstandaard voor de artiest.
Kortom: Het is meer dan problematisch om te vertrouwen op waar de camera op scherpstelt. Het is beter om bewust te kiezen voor een enkel autofocuspunt, of op zijn minst voor een groep scherpstelpunten (bijvoorbeeld in het midden van de zoeker).
Als je een enkel autofocuspunt gebruikt, is het meestal de beste keuze om het middelste, centrale punt te kiezen, want dit is altijd het meest krachtig. Let er zeker op dat je alleen kruissensoren gebruikt voor scherpstellen. Als je het middelste veld gebruikt, moet je echter, afhankelijk van de compositie, met autofocus-lock werken.
Dit werkt echter heel eenvoudig in de autofocusmodus single autofocus (AF-S). Hier wordt de ontspanknop tot het eerste drukpunt ingedrukt en wordt de waarde vastgelegd, totdat de juiste beelduitsnede door de fotograaf is gekozen en vervolgens wordt geactiveerd door de ontspanknop verder in te drukken. Het gebruik van de continue autofocus (AF-C) kan ook zinvol zijn bij concertfotografie, bijvoorbeeld wanneer er wordt scherpgesteld op de zanger die dynamisch over het podium beweegt. Afhankelijk van het cameramodel en de technologische vooruitgang kan het gebruik van AF-C echter leiden tot een lager succespercentage, daarom verdient de voorkeur (indien mogelijk bij stilstaande objecten) de AF-S.
Afbeelding 9.6: Kurt Ebelhäuser van Blackmail tijdens een korte drink- en rookpauze tussen twee nummers tijdens het concert op 12 juli 2013 in Bochum. Hier werden voornamelijk nummers van het nieuwe, zeer aan te raden zesde album van de band Blackmail II gespeeld. Blackmail is een Duitse independent-band die in 1994 in Koblenz werd opgericht. Als de artiest op het podium zo stil staat als hier, dan is het gebruik van enkelvoudige autofocus samen met de autofocus-lock zeker de beste keuze. Zo kunt u zich richten op het gezicht van de muzikant voor een optimaal resultaat. Nikon D800 met 2,8/70-200-mm-Nikkor bij een brandpuntsafstand van 112 mm. 1/320 seconde, diafragma 3,5, ISO 800.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Autofocus (-punts) en belichtingsregeling (Spotmeting) kunnen ook samen worden gecombineerd: als u de Spotmeting gebruikt als belichtingsmeetmethode en een enkel autofocuspunt om scherp te stellen, wordt de belichting puntsgewijs gemeten waar het geselecteerde autofocuspunt zich bevindt.
Dit kan vooral zinvol zijn in concertfotografie wanneer het gezicht van de artiest correct belicht (en scherp gesteld) moet worden afgebeeld, terwijl er elders een andere belichting is dan in de achtergrond van de afbeelding (waar vaak felle gekleurde verlichting voor sterk tegenlicht zorgt).
Echter, in concertfotografie is ook het omgekeerde scenario denkbaar en vaak te vinden: de zanger wordt in fel licht gehuld, terwijl de lichten op de achtergrond uit zijn en het podium in diepe duisternis gehuld is. In dat geval is deze methode van (enkelvoudige autofocus gecombineerd met Spotmeting) de enige zinvolle aanpak.
Afbeelding 9.7: Een vrij vaak voorkomende situatie: de artiest is grotendeels in het zwart gekleed, de achtergrond van het podium is onverlicht en dus ook volledig in het donker gehuld. Hoewel de zanger verlicht wordt, zou een conventionele belichtingsmeetmethode zoals de Integrale meting falen (de lichtmeters van de camera's zijn gekalibreerd op een gemiddelde grijswaarde). Dit zou resulteren in een overbelichte foto waarbij zowel de kleding als achtergrond grijs (en dus te licht) zouden lijken, terwijl het gezicht van de zanger veel te sterk overbelicht zou zijn.
Zo'n situatie kan het beste worden aangepakt door de combinatie van enkelvoudige autofocus in samenwerking met de Spotmeting. BAP met zanger Wolfgang Niedecken tijdens het concert op 24 augustus 2011. Nikon D3S met 4,0/24-120mm-Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 44mm. 1/200 seconde, diafragma 4,0, ISO 3.200.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
9.4 Camera-instellingen: Belichtingsautomatiek
Het gebruik van een van de belichtingsautomatieken van de camera heeft niet alleen grote voordelen in concertfotografie: de fotograaf laat zo'n banaliteit als de (hopelijk juiste) belichting van de opname aan de camera over, om zich beter te kunnen concentreren op het onderwerp, de compositie en het vastleggen van het juiste moment. Maar deze methode, indien onkritisch toegepast, brengt ook risico's met zich mee.
Afbeelding 9.8: SEEED met zanger Pierre Baigorry alias Peter Fox op de voorgrond tijdens het concert in de Wuhlheide in Berlijn op 22 augustus 2013. Bij motieven zoals hier getoond, is het belangrijk dat de fotograaf niet blindelings vertrouwt op de door de cameramatic voorgestelde tijd-diafragma-ISO-combinatie, maar nadenkt en - indien nodig - een Belichtingscorrectie toepast.
Hier zou een aanzienlijke onderbelichting hebben geresulteerd, omdat grote delen van de afbeelding heldere lichten en lichte nevel bevatten, wat de belichtingsmeting zou hebben verstoord. Een Belichtingscorrectie van 1-2 stops daarentegen brengt het gewenste (correct belichte) resultaat. Canon EOS-1D Mark IV met EF 2,8/24-70mm bij gebruikte brandpuntsafstand 32mm. 1/200 seconde, diafragma 6,3, ISO 1.250.
(Foto © 2013: DAVIDS/Sven Darmer – www.svendarmer.de)
Conclusie
De belichtingsautomatieken van de camera's zijn gekalibreerd op een gemiddelde grijswaarde (gemiddelde helderheidswaarde). Als we motieven fotograferen die daarvan afwijken, resulteert dit in onderbelichting (bij veel heldere gebieden in de afbeelding, bijvoorbeeld spotlicht-tegenlicht) of overbelichting (bij veel donkere gebieden in de afbeelding, bijvoorbeeld zwarte kleding en zwarte podia). We moeten dus bijsturen als we merken dat te veel lichte of donkere gebieden in de afbeelding de juiste belichting (juist met betrekking tot de belangrijke delen van het motief, zoals bijvoorbeeld de gezichten van de artiesten) verstoren. De belichtingscorrectie (ook wel Plus-Minus-correctie genoemd) is niet voor niets bij de meeste cameramodellen prominent en gemakkelijk bereikbaar geplaatst, bijna onmisbaar bij professionele camera's.
9.4.1 ISO-automatiek?
Absoluut niet aan te bevelen is het gebruik van de ISO-automatiek. Hierbij worden tijd en diafragma handmatig ingesteld, terwijl de camera op zoek gaat naar de juiste ISO-waarde om de opname correct te belichten. Het gevaar bestaat dat onder bepaalde omstandigheden zo'n hoge ISO-waarden door de camera worden gebruikt, waarvan de resultaten niet professioneel kunnen worden gebruikt vanwege te veel ruis en de foto's daarom onbruikbaar worden voor verkoop, publicatie of doorgifte aan derden. Uiteindelijk mag een fotograaf nooit slechte kwaliteit afleveren.
Hoe hoog de ISO-waarde van een camera kan zijn zonder dat de technische kwaliteit eronder lijdt, verschilt van cameramodel tot cameramodel. Bovendien zal dit zeker ook een kwestie van smaak van de fotograaf zijn, en ook het beoogde gebruik speelt een rol. Zo kan bijvoorbeeld de technische kwaliteit van een foto die voor internet wordt gebruikt of in een krant verschijnt, lager zijn dan wanneer de foto voor afdruk op poster of in een glanzend magazine moet worden gebruikt.
Afbeelding 9.9: Bij de door mij gebruikte camera's heb ik de volgende (subjectief onderbouwde) grenzen onthouden: De Nikon D3S die werd gebruikt voor deze foto heeft een grens van 2.500 ISO. Waarden daarboven (hier: 3.200 ISO) zouden leiden tot ruis die niet meer voldoet aan mijn hoge eisen, hoewel de kwaliteit nog steeds voldoende is voor veel toepassingen (kranten, internetpublicaties). Met de Nikon D4 kan ik maximaal 3.200 ISO gebruiken zonder dat hinderlijke ruis de commerciële bruikbaarheid van de resultaten onmogelijk maakt. Bij mijn Nikon D800 wordt deze grens al bij 400 ISO bereikt. Hierbij speelt wel mee of de resultaten correct belicht zijn of onderbelicht.
Ik heb de ervaring dat een correcte belichting bij ISO 3.200 er beter uitziet dan een onderbelichting van bijvoorbeeld een heel diafragmagetal (bij dezelfde ISO-waarde). Het beeldruis is in het eerste geval minder dan bij onderbelichting; althans valt het bij onderbelichting sterker op in de donkere gebieden. Het kan dus onder bepaalde omstandigheden zinvoller zijn om met een hogere ISO-waarde (correct belicht) te fotograferen dan met een lagere ISO-waarde en tegelijkertijd onderbelichting. Culcha Candela op concert op 20 augustus 2011. Nikon D3S met 4,0/24-120mm-Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 82 mm. 1/500 seconde, diafragma 5,0 ISO 3.200.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Conclusie over het onderwerp
De ISO-automatiek is niet geschikt wanneer men waarde hecht aan de hoge technische kwaliteit van zijn foto's. Er kunnen door de camera ISO-waarden worden gekozen die zo hoog zijn dat het beeldruis in de foto hinderlijk zou zijn.
9.4.2 Programma-, Tijd- of Diafragmaprioriteit?
Eigenlijk maakt het niet veel uit aan welke prioriteit wordt gegeven. Het is zeker ook een kwestie van gewoonte, hoe wij concertfotografen fotograferen, of van een kwestie van fotografische stijl. Met alle drie de prioriteiten kunnen goede resultaten worden behaald.
Belangrijk is, zoals hierboven eerder vermeld, dat de fotograaf, zelfs bij gebruik van een van de cameraprioriteiten, blijft nadenken, dus controleert of de belichtingsautomatiek daadwerkelijk de juiste belichting bepaalt, of dat er vanuit de fotograaf correcties moeten worden aangebracht.
De Programmaprioriteit is geschikt voor snelle snapshots, want hierbij heeft de fotograaf alleen (van tevoren) een ISO-waarde gekozen en ingesteld, zonder tijdens het fotograferen na te denken over een specifieke sluitertijd of diafragma. Wie daarentegen meer invloed wil hebben, bijvoorbeeld op de beeldcompositie, zal de voorkeur geven aan een andere belichtingsprioriteit.
Wie graag met het spel tussen scherpte en onscherpte werkt en kunstenaarsportretten graag fotografeert zodat alleen het gezicht scherp is en de achtergrond onscherp, zal de Tijdprioriteit verkiezen. Hierbij wordt, met een vooraf ingestelde ISO-waarde, ook het diafragma bepaald (ingesteld). De belichtingsautomatiek selecteert vervolgens de juiste sluitertijd die leidt tot correcte belichting.
Afbeelding 9.10: Blackmail met zanger Mathias Reetz op 12 juli 2013 tijdens een concert. Ik los graag de hoofdrolspeler van de achtergrond, door de scherpte op hem te leggen, wat bij het gebruik van een (bijna) open diafragma (en dus een geringe scherptediepte) tot gevolg heeft dat de achtergrond vaag wordt. Het effect is echter het grootst als de afstand van mijn camera tot de acteur zo klein mogelijk is en de afstand van de acteur tot de achtergrond daarentegen zo groot mogelijk is. Belangrijk is dat ik de mate van scherptediepte bepaal door het diafragma te kiezen, wat de reden is waarom de Tijdprioriteit hier de beste keuze is. Nikon D800 met 2,8/70-200mm-Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 155mm. 1/320 seconde, diafragma 3,5, ISO 800. Tijdprioriteit (diafragmavoorkeuze).
(Foto © 2013: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Wie tijdens een concert, bijvoorbeeld vanwege zijn positie van ver weg, lange en daarmee zware telelenzen gebruikt, zal de Diafragmaprioriteit verkiezen. Bij vooraf ingestelde ISO-waarde (vaak bij de grens van het leveren van resultaten met weinig ruis) wordt een sluitertijd gekozen die nodig is om de zware lens trillingsvrij te gebruiken. De belichtingsautomatiek van de camera (in dit geval dus de Diafragmaprioriteit) kiest dan het diafragma dat binnen de tijd-diafragma-ISO-combinatie (met vaste parameters van tijd en ISO) de juiste belichting garandeert.
Afbeelding 9.11: Wanneer een concertfotograaf ervoor kiest om met een bepaalde korte sluitertijd te fotograferen, komt dat ofwel doordat hij een zware lens gebruikt, of doordat de artiest constant op het podium in beweging is. Of beide. Lena Meyer-Landrut op 3 augustus 2013 tijdens het RS2-Radiokonzert in de Wuhlheide in Berlijn.
Canon EOS-1D X met EF 2,8/70-200mm bij gebruikte brandpuntsafstand 135mm. 1/320 seconde, diafragma 5,0, ISO 320. Sluitertijdprioriteit (Diafragmaprioriteit).
(Foto © 2013: DAVIDS/Sven Darmer - www.svendarmer.de)
9.4.3 Of manuele instelling?
De manuele instelling van sluitertijd, diafragma en ISO-waarde vereist dat de lichtomstandigheden niet variëren, maar constant blijven. Bij constante lichtomstandigheden, zoals die voornamelijk te vinden zijn in de concertfotografie in het gebied van de klassieke, jazz- en schlagermuziek, kunnen zo vaak de beste resultaten worden behaald. De voorwaarde is natuurlijk dat de fotograaf aan het begin de juiste belichting bepaalt (waarbij hij zich zal oriënteren op de resultaten van de cameraprioriteit, misschien gemeten met behulp van de Spotmeting).
Afbeelding 9.12: De fotograaf let er dan op dat het licht dat de artiest belicht, constant blijft. Zelfs als in de achtergrond gekleurde lichten afwisselend en verschillend fel branden (of zelfs tijdelijk bijna volledig uitgaan), is dat niet erg, zolang de artiest van voren constant licht ontvangt. Grote meester Rod Stewart op 18 juli 2007 tijdens een concert in de Hamburger Color Line Arena (het enige Duitse concert tijdens de "The Rodfather"-tour).
(Foto © 2007: DAVIDS/Sven Darmer - www.svendarmer.de)
Opmerking: Concertfotografen verdelen de verlichting in 1.: licht dat de artiest van voren belicht (relevant licht om artiestenportretten te maken) en 2.: licht dat wordt gebruikt voor de achtergrondverlichting en -effecten. Het is dan ook niet erg storend als tegenlicht in de camera valt, zolang de verlichting van voren constant blijft.
Het eerste is dus verantwoordelijk voor het slagen van de artiestenportretten (juiste belichting van het gezicht), terwijl het tweede zorgt voor geweldige, sfeervolle effecten (wat vooral de concertfotografie kenmerkt).