Tips voor het omgaan met studio- en buitenflitsinstallaties
De beste flitsinstallatie is nutteloos als je deze niet effectief ("do right things") en efficiënt ("do things right") kunt gebruiken. Ongeacht de technische bediening van de respectievelijke apparaten, die voldoende beschreven zou moeten zijn in de bijgevoegde handleidingen, zijn er ook veel trucs en bijzonderheden die alleen bekend zijn bij degenen die ofwel jarenlange ervaring hebben met flitsinstallaties of een intensieve training hebben gevolgd. Deze tutorial zal je nu helpen om vanaf het begin als een ervaren professional deze kunstlichten effectief en creatief te gebruiken - zonder eerst de moeizame en eenzame weg van "trial and error" te hoeven gaan.
8.1 De betekenis van de relatieve afstand tot het licht
Licht heeft het verbazingwekkende vermogen om overmatig toe of af te nemen wanneer de afstand van het model tot de lichtbron wordt gewijzigd. En wel kwadratisch. Als de afstand van lichtbron tot model dus verdubbeld wordt, neemt het licht af. De helderheid bedraagt nu slechts ¼ van de waarde van daarvoor!
Voorbeeld
Als het model 2 meter van het frontaal geplaatste hoofdlicht staat en met diafragma 5.6 wordt gefotografeerd, moet bij een (vaak ongewenste) nieuwe afstand tot het hoofdlicht (bijvoorbeeld omdat er een korte pauze is ingelast voor het bijwerken van de make-up), dat nu nog maar 1 meter bedraagt, met diafragma 11 worden gefotografeerd. Want bij een halvering van de afstand tot de lichtbron is het licht 4x feller dan daarvoor!
In de praktijk betekent dit dat vooral beginners (tenzij ze zich niet bewust zijn van of niet aan deze problematiek denken), die nog geen eigen studio bezitten en vaak thuis of in andere kleine ruimtes fotograferen, problemen hebben om een constante helderheid in hun foto's te bereiken. Al snel wordt vergeten hoe belangrijk het is om precies de afstanden tot de flitskoppen van de flitsinstallatie in acht te nemen. Kleine veranderingen in afstand van het model tot het licht zijn immers niet ongebruikelijk (bijvoorbeeld in de modelfotografie, waarbij motieven vaak in beweging worden gefotografeerd).
Deze problematiek doet zich vooral voor bij het fotograferen in kleinere ruimtes, want hier zijn de afstanden van model tot lichtbron noodgedwongen klein.
Echter, ook professionals in grote studio's worden door dit fenomeen getroffen. Omdat de lichtkarakteristiek met de afstand ook verandert, zetten veel fotografen het verlichtingsset zo op dat de flitskoppen, voorzien van de lichtvormers, relatief dicht bij het model staan.
Het heeft bijvoorbeeld geen zin om een grote softbox op 10 meter afstand van het model op te zetten. Dan zou de lichtkarakteristiek van deze lichtbron niet tot zijn recht komen. Grote lichtvlakken staan daarom vaak zeer dicht bij het model of het gefotografeerde object.
Veranderingen in afstand (bijvoorbeeld van 1 meter) op een kleine ruimte hebben dus een grote invloed op de helderheid. Veranderingen in afstand van 1 meter zijn nauwelijks merkbaar wanneer alle lichtbronnen (hier: flitskoppen) bijvoorbeeld meer dan 10 meter ver weg staan. Maar zoals zojuist gezegd, dat is sowieso eerder een uitzondering.
Vanwege dit feit wordt elke fotograaf dus aangespoord om zo nauwkeurig mogelijk te letten op …
• ofwel te voorkomen dat afstandsveranderingen van het model tot het licht plaatsvinden (bijvoorbeeld in veel studio's wordt een markering op de vloer geplakt waar het model moet staan) …
• of constant de afstandsveranderingen door compensatie middels het aanpassen van de prestaties van de respectievelijke flitskoppen te compenseren.
Veranderingen in diafragma-instellingen zijn eerder ongebruikelijk, want als een model de afstand verandert, zullen de flitskoppen (meestal zijn er op het model gericht op het hoofdlicht en invullicht minimaal 2 flitskoppen) anders worden beïnvloed. Een verandering van het diafragma op de camera kan alleen leiden tot een algemene toename of afname van helderheid - maar compenseert niet het helderder of donkerder worden van individuele flitskoppen. Alle flitskoppen worden altijd helderder of donkerder weergegeven.
Wanneer deze echter op verschillende afstanden tot het model staan, zullen veranderingen in afstand tot gevolg hebben dat het naderen van flitskop 1 onvermijdelijk leidt tot een grotere afstand tot flitskop 2.
Afbeelding 8.1: Als het model naar voren beweegt, wordt de afstand tot de twee smalle softboxen op de achtergrond groter. Als het model echter naar links beweegt, wordt de afstand tot de linkerachterste smalle softbox korter, terwijl tegelijkertijd de afstand tot de rechterachterste smalle softbox groter wordt. Enzovoorts.
Afbeelding 8.2: Veranderingen in de afstand van het model tot de flitskoppen moeten dus heel specifiek worden gecompenseerd door aanpassingen in de prestaties van de betrokken flitskoppen, om een constante juiste belichting te waarborgen.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.3: In geval A bevindt het model zich ver van de lichtbron. Enkele centimeters afstandsverandering spelen geen rol. In geval B daarentegen bevindt de lichtbron zich heel dicht bij het model. Een verschil van enkele centimeters is dan belichtingstechnisch al uiterst relevant, omdat het ongeveer 30% van de totale afstand van model tot lichtbron uitmaakt.
In geval A daarentegen is een verschil van enkele centimeters procentueel gezien verwaarloosbaar (ongeveer 7%). De afstandsverandering in geval A vereist geen correctie, terwijl de afstandsverandering in geval B absoluut moet worden overwogen.
Opmerking: Men moet in gedachten houden: in een kleine ruimte leiden veranderingen in afstand van het model tot een flitskop tot de noodzaak om de prestaties van de verschillende flitskoppen aan te passen. In de buitenlucht daarentegen, bij zonlicht, maakt het niet uit of het model op de grond ligt of op een 3 meter hoge ladder staat (en zich daarmee 3 meter dichter bij de zon bevindt). Want relatief gezien heeft dit verschil in de buitenlucht geen invloed: de aarde is 149,6 miljoen kilometer verwijderd van de zon. Een verschil van 3 meter doet dan niet ter zake.
In de studio daarentegen zijn veranderingen van 3 meter in afstand enorm. Ze laten het model veel helderder of donkerder lijken, afhankelijk van of de afstand is verkort of verlengd. Let er dus op dat je model een markering op de vloer als standpunt krijgt. Of bedenk bij verandering van afstand dat mogelijk de prestaties van afzonderlijke flitskoppen moeten worden aangepast.
8.2 De toevoeging van licht
Licht voegt zich samen: Het totale vermogen van een generator van 1.000 WS kan verdeeld worden over twee flitskoppen van elk 500 WS. De sluitertijd van 1/30 seconde zorgt (ceteris paribus) voor een foto die twee keer zo helder is als bij een sluitertijd van 1/60 seconde. Het is allemaal logisch - maar kan niet vaak genoeg benadrukt worden. ;-)
Afbeelding 8.4: Waar de lichtkegels elkaar overlappen, is het bijzonder helder. Licht voegt zich samen. Dit geldt voor continu licht en flitslicht. Logisch, want eigenlijk is een flits niets anders dan een zeer kortdurend continu licht - maar dan met een hoge intensiteit.
(Foto ©2011: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
8.3 De lichtvormers bepalen de lichtkarakteristiek
Bij de aankoop van een flitssysteem wordt veel tijd besteed aan het vergelijken van de prestatiegegevens van de generatoren of compactflitsers. Maar pas later, bij de uitbreiding van het flitssysteem, denkt men na over welke lichtvormers het bedrijf aanbiedt. Het zijn echter de lichtvormers die grotendeels verantwoordelijk zijn voor de lichtkarakteristiek.
Voor de lichtvormers geldt: Hoe meer (verschillende) je hebt, hoe beter! Elke lichtvormer produceert ander licht, daarom is het de moeite waard om ook terug te grijpen naar onconventionele lichtvormers.
Afbeelding 8.5: Softboxen zijn bij fotografen bijzonder populair. In de productfotografie leveren ze mooie reflecties; in de modelfotografie zorgen ze voor zacht licht.
(Foto © 2012: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.6: We spreken van een "lichttang" wanneer twee softboxen zo worden geplaatst dat ze tegenover elkaar staan en ongeveer met gelijke intensiteit flitsen.
(Foto © 2012: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.7: Bij fotoshoots buiten geef ik de voorkeur aan de standaardreflector. Deze heeft een hoog lichtrendement en is bovendien het minst gevoelig voor wind. Vooral bij een hoge (natuurlijk ogende) belichting met de flitskop kan het snel gebeuren dat de wind alles - inclusief het statief - doet wiebelen.
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.8: Wie deze tutorialserie aandachtig volgt, zal sneller de kunst van professionele belichting onder de knie krijgen. Niet de generatoren of compactflitsers, maar de lichtvormers zijn grotendeels verantwoordelijk voor de lichtkarakteristiek. Reden genoeg om steeds weer te kijken naar nieuwe beschikbare lichtvormers op de markt. Hier had ik voor het eerst de "MOLA" gebruikt. Bovendien heb ik een Sunbounce-reflector vanaf de linkerzijde gebruikt, omdat ze niet alleen buiten, maar ook binnen mooie reflecties leveren. Nikon D3S met 2.8/105mm Micro Nikkor. 1/125 seconde, diafragma 3.5, ISO 200.
(Foto © 2011: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.9: De "MOLA" levert een mix van zacht licht met toch een opvallend accent en is daarom bijzonder geschikt voor portret- en modefoto's. De "MOLA" heeft een golvende structuur met een matwitte binnenkant. De flitsbuis wordt slechts gedeeltelijk afgedekt door een fijnmazig rooster, waardoor een bepaald percentage van het flitslicht wordt gereflecteerd (zachte lichtdeel) en het overgebleven deel rechtstreeks op het model valt (harde lichtdeel).
Afbeelding 8.10: Zelfs bij dezelfde lichtvormer kunnen nog steeds verschillen worden "uitgehaald". Hier afgebeeld is de "P-Soft" van broncolor (links). Deze behoort tot de categorie beauty-dishes, maar is uitgerust met een matzilveren reflecterend oppervlak in plaats van een wit oppervlak. Om het licht zachter te maken, kan een diffuusvoorzetstuk als accessoire aan de voorkant van de reflector worden bevestigd. Als daarentegen het licht gerichter moet worden, kan een honingraatopzetstuk aan de reflector worden bevestigd.
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.11: In de productfotografie hebben lichtvormers de voorkeur waarvan reflecties niet storend zijn. Softboxen en striplites zijn hier de eerste keuze bij reflecterende oppervlakken.
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.12: Met vlakke lampen kunnen heldere lichtranden worden gecreëerd, die vaak worden gebruikt om de vorm van het product te ondersteunen als lichtlijnen.
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
8.4 Licht - en schaduw?
Waar veel licht is, zou ook schaduw moeten zijn! Een schaduwloze belichting is meestal saai en oogt vlak. Schaduwen daarentegen geven de foto plasticiteit, diepte.
Afbeelding 8.13: Tijdens mijn fotoworkshops in Andalusië fotograferen we meestal tot in de namiddag. Wanneer de brandende zon afneemt en de schaduwen langer worden voor meer plasticiteit, ontstaan dromerige foto's. Meestal met een model, maar soms, zoals bij deze foto die vanuit een oude piratenburcht is genomen, ook zonder.
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.14: Ook in de modelfotografie zijn schaduwen zeer belangrijk. Bij deze mannen-act zorgt het samenspel van licht en schaduw ervoor dat het getrainde lichaam goed uitkomt.
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
8.5 De proportionaliteit van het instellingslicht ten opzichte van het flitslicht
Als u met individuele vermogensverdeling werkt, is het noodzakelijk dat ook het instellingslicht automatisch (door het apparaat) wordt geregeld, want alleen dan kan de lichtverdeling bij het flitsen daadwerkelijk beoordeeld worden aan de hand van het instellingslicht. Met andere woorden: bij een verschillende vermogensverdeling van de flitskoppen kan de belichtingssituatie alleen in de juiste verhouding tot het effectieve flitsvermogen worden beoordeeld als ook het instellingslicht procentueel overeenkomt met het flitsvermogen.
Voorbeeld 1a
Als flitskop 1 met 25% van het maximale vermogen flitst, zou ook zijn instellingslicht slechts 25% moeten schijnen. Als flitskop 2 met 40% van het maximale vermogen flitst, zou ook zijn instellingslicht 40% moeten schijnen. En als flitskop 3 slechts met 10% van het maximale vermogen wordt gebruikt, is het belangrijk dat ook zijn instellingslicht slechts met 10% van het maximale vermogen schijnt.
Maar nog beter is het als de generator niet alleen "Proportionaliteit", maar ook een "Proportionaliteit Maximum (Pmax)" biedt. Dit betekent dat het instellingslicht van de flitskop waarvan het flitsvermogen het hoogst is ingesteld, met maximaal vermogen schijnt (bijvoorbeeld met 650 Watt). Alle andere instellingslichten van de andere flitskoppen schijnen dan dienovereenkomstig zwakker; maar zo dat de verhouding die bij het flitsvermogen is gekozen, ook bij het instellingslicht wordt behouden.
Voorbeeld 1b
In het bovenstaande voorbeeld zou flitskop 2 dus met maximaal mogelijk instellingslicht, bijvoorbeeld met 650 Watt, schijnen. Flitskop 1 daarentegen met 406,25 Watt en flitskop 3 met 162,5 Watt.
Deze "Proportionaliteit Maximum" heeft als voordeel dat zelfs bij zwak flitslicht toch voldoende sterk instellingslicht beschikbaar is, zodat de fotograaf de belichtingssituatie goed kan beoordelen en de autofocus snel en nauwkeurig kan scherpstellen.
Afbeelding 8.15: De proportionaliteit (Pmax) van het instellingslicht ten opzichte van het flitslicht is belangrijk om de lichtverdeling te kunnen beoordelen (en indien nodig te verbeteren). Deze functie is relevant bij het gebruik van twee of meer flitskoppen, zodra deze met verschillende flitskracht worden gebruikt.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 8.16: Zo ziet men al voor de eerste opname nauwkeurig hoe de lichtverdeling, de lichtkarakteristiek en de lichtintensiteit van de verschillende flitskoppen zich tot elkaar verhouden. Als je dan de foto maakt, komt het geflitste resultaat precies overeen met wat je aan de hand van het instellingslicht hebt gezien: What you see is what you get!
(Foto ©2013: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
8.6 Het lichtrendement bij gebruik van verschillende lichtvormers
De lichtvormers zorgen niet alleen voor een verschillende lichtkarakteristiek; ze dragen ook bij aan de hoeveelheid licht die op het model valt. Zo zijn er lichtvormers met een zeer hoog lichtrendement, bijvoorbeeld doordat ze het licht bundelen of doordat ze een glanzend zilveren, gladde coating hebben.
Anderen "absorberen" echter een deel van het licht, bijvoorbeeld doordat ze een stoffen diffuser hebben, zoals het geval is bij softboxen.
Afbeelding 8.17: Als ik buiten flits en een hoog flitsvermogen nodig heb, dan gebruik ik geen softboxen of iets dergelijks, omdat deze te veel licht (afhankelijk van de stofkwaliteit en -dikte 1-2 stops) zouden "absorberen". Bovendien zijn oppervlakteverlichtingen zeer windgevoelig, wat vooral aan zee hun inzet vrijwel onmogelijk maakt. Hier werd de broncolor "mobil" (1.200 wattseconde maximaal vermogen) gebruikt met de zeer praktische (kleine) flitskop "mobilite".
(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)
Deze situatie van verschillend lichtrendement van de verschillende lichtvormers kan echter ook worden benut, bijvoorbeeld wanneer er zwakker flitslicht nodig is, maar dit vanuit de opstelling van de flitsinstallatie niet haalbaar is (omdat de installatie al zo ver mogelijk is teruggeregeld): In dat geval zou bijvoorbeeld in plaats van een normale reflector een softbox, indien nodig met een interne diffuser, de oplossing zijn.
Opmerking
Niet alleen het ingestelde vermogen van de flitsinstallatie en de afstand van de lichtbron tot het model, maar ook de constructie van de lichtvormer is verantwoordelijk voor hoe hoog het lichtrendement is.
Voorbeeld
In het volgende deel van deze tutorial (Deel 9: Professionele lichtsturing Indoor) laat ik u enkele van mijn foto's zien die op locatie binnen of in mijn studio zijn gemaakt. Bovendien heb ik verschillende lichtvormers rechtstreeks met elkaar vergeleken, zodat u de respectievelijke lichtkarakteristieken beter kunt beoordelen. Dit helpt later bij het kiezen van de juiste lichtvormers voor specifieke fotografische taken.