Camera-instellingen bij het werken met studiolampen en mobiele flitsinstallaties
Veel fotografen zijn gewend om vrijwel alle instellingen door de camera te laten regelen. Dit "zorgeloze pakket" levert weliswaar in de meeste (standaard) gevallen bruikbare resultaten op, maar er zijn genoeg uitzonderingssituaties waarin de automatische stand verkeerde resultaten zou opleveren.
Ook bij fotografie met behulp van flitsinstallaties moet je afscheid nemen van de "automatische modus". Er wordt handmatig gefotografeerd. Dit is echter niet moeilijk, zoals de volgende uiteenzettingen laten zien.
Afbeelding 7.1: Wie met studiostudioflitsers werkt, moet bij zijn camerainstellingen op een paar dingen letten om de resultaten naar behoren te laten slagen. Deze zijn echter niet al te ingewikkeld en worden al na een paar fotoshoots routinematig. Een korte check aan het begin van elke fotoshoot laat zien of alles correct is ingesteld.
(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Standaard worden de volgende camerainstellingen aanbevolen:
Afbeelding 7.2: Hier worden de Standaard-camerainstellingen bij het werken met flitslichten opgesomd. Afhankelijk van de situatie (bijvoorbeeld is er een verschil of ik in een donkere studio fotografeer of bij gemengd licht) en de eisen (bijvoorbeeld als er sportfoto's moeten worden gemaakt of buiten gefotografeerd moet worden) kunnen afwijkende camerainstellingen nodig zijn om het gewenste effect te bereiken.
Parameter | Camerainstelling | Opmerking |
Witbalans | Daglicht 5.500 K (Zon-symbool) | zie 1. |
Snelheid | Enkel beeld | zie 2. |
ISO-gevoeligheid | Laagste ISO-waarde: 100 of 200 | zie 3. |
Programmakeuze | Handmatige modus (M) | zie 4. |
Sluitertijd | 1/125 seconde | zie 5. |
Diafragma | Naar keuze van de fotograaf | zie 6. |
- Flitsinstallaties die zijn ontworpen voor fotografische doeleinden leveren licht op dat overeenkomt met het gemiddelde daglicht van 5.500 Kelvin. De witbalans op de camera moet daarom worden ingesteld op het zon-symbool. Professionele flitsinstallaties leveren een constante kleurtemperatuur, zelfs bij veranderingen in de lichtsterkte. Dit is niet per se het geval bij goedkope flitsinstallaties die vaak op internet worden aangeboden.
De automatische witbalansstand zou fout zijn; het leidt tot schommelende en onjuiste resultaten. Een andere witbalansinstelling kan zinvol zijn als bepaalde effecten (bijvoorbeeld kleurvervormingen) beoogd worden.
Afbeelding 7.3: Vooral bij reclamefoto's draait het erom dat de kleuren van het product zo waarheidsgetrouw mogelijk worden weergegeven en bijvoorbeeld ook een mogelijke lak goed tot zijn recht komt. Dit is vooral belangrijk wanneer veel producten gefotografeerd worden die samen in een catalogus worden afgedrukt. De kleurtemperatuur van daglicht die constant blijft, zelfs na langdurig gebruik, is dus een belangrijk criterium voor een professionele flitsinstallatie. De vaste witbalansinstelling op daglicht (zon-symbool) zorgt dan camera-zijde voor (kleur) stabiliteit.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 7.4: Hier heb ik voor een keer de witbalans op de camera veranderd. In plaats van het zon-symbool heb ik het gloeilamp-symbool ingesteld. Alleen zo kon ik bereiken dat de paraplu op de achtergrond, waarmee werd geflitst, kouder (blauwer) lijkt te zijn. Om ervoor te zorgen dat het model geen kleurzweem krijgt, heb ik het met het instellingslicht verlicht. Op deze manier kunnen kleurveranderingen puur fotografisch worden bereikt, zonder verdere beeldbewerking!
(Foto © 2011: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Wie de precieze werkwijze wil begrijpen, wordt verwezen naar mijn nieuwe fotoboek "Modelfotografie: Professionele kennis van beauty-, mode- en erotische fotografie" (met DVD met meer dan 8 GB aan Making-of video's, waaronder ook een over deze werkwijze) (uitgeverij mitp, 39,95 euro, ISBN 978-3826692123).
- Sommige flitsinstallaties zouden zelfs kunnen wedijveren met de serie-afbeeldingssnelheid van veel DSLR-camera's, maar bij hogere flitssterktes is dat ook onrealistisch. Dus: stel de enkele beeldsnelheid in; behalve als je bewegende onderwerpen fotografeert, waarbij je, indien je zo'n snelle flitsinstallatie hebt, in zo'n korte tijd achter elkaar wilt flitsen.
- Normaal gesproken zal je de laagste ISO-waarde kiezen, omdat dan de beeldkwaliteit het beste is (geen beeldruis).
Let er echter op dat je de "echte" ISO-waarden gebruikt en niet bijvoorbeeld de instelling "L1.0" (of een vergelijkbare aanduiding). Deze instelling komt overeen met een ISO-waarde die met een stop is verlaagd; echter, de beeldkwaliteit is dan aanzienlijk slechter.
Afbeelding 7.5: Alleen in noodgevallen gebruiken: De instelling L 1.0 komt weliswaar overeen met 50 ISO in de berekeningen. Maar vanwege de slechtere kwaliteit is het beter de hogere werkelijke ISO-waarde (ISO 100; bij sommige Nikon-DSLR's ook ISO 200) te gebruiken. Het zon-symbool (rechts in de afbeelding) geeft aan dat de witbalans (WB) is ingesteld op Daglicht.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Er zijn echter genoeg situaties waarin je een andere ISO-instelling zult kiezen. Bijvoorbeeld als er (zwakkere) andere lichtbronnen op de foto duidelijk moeten zijn en de keuze van een langere sluitertijd tot bewegingsonscherpte van het beeld zou leiden. Belangrijk is dan dat de flitsinstallatie een breed regelbereik heeft en je ook met weinig flitsvermogen kunt fotograferen. - Als je flitsinstallaties gebruikt, moet je in de handmatige modus fotograferen. De drie belichtingsparameters Tijd, Diafragma en ISO-gevoeligheid worden handmatig ingesteld. Omdat je zelf "licht meebrengt", komt er een vierde parameter bij: de (beperkt instelbare) flitsintensiteit.
Afbeelding 7.6: Als men niet alleen op natuurlijk daglicht wil vertrouwen (bijvoorbeeld omdat het in de zomer bij direct zonlicht tot zeer sterke contrasten leidt) of om stilistische redenen extra licht wil gebruiken, komen naast de drie belichtingsparameters sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid nog de parameter flitsintensiteit. In tegenstelling tot wat veel beginners denken, is er buiten, in ieder geval als je overdag met het zonlicht wil kunnen wedijveren (contrastbeheersing!), veel licht nodig.
Voor deze fotoserie (die ik heb gemaakt voor een erotische kalender en die ik in augustus bij veel zonlicht heb gefotografeerd) heb ik twee generatoren gebruikt: een met 2.400 WS vermogen en een met 1.200 WS vermogen. In binnenshuis is het echter precies omgekeerd: Omdat het binnen al "relatief donker" is, heb je maar weinig licht nodig om het "voldoende helder" te maken.
(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
De cameraautomatiek (ongeacht of het programma-, tijds- of diafragmavoorkeuze) zou daarentegen het aanwezige continu licht meten (inclusief het instellingslicht van de flitsinstallatie), wat tot een verkeerde belichting zou leiden wanneer dan ook de flits wordt afgevuurd.
- De flitssynchronisatietijd van de camera's heeft betrekking op de systeemflitsapparatuur. Maar niet op studiolampen of outdoor-flitsinstallaties, die vaak een zeer krachtige flitskracht hebben. De vaak vermelde flitssynchronisatietijd van 1/250 seconde kan daarom in sommige situaties bij gebruik van een flitsinstallatie te kort zijn (een deel van de afbeelding zou dan zwart worden). Daarom wordt aanbevolen om een sluitertijd daaronder te kiezen. Soms werkt ook 1/200 seconde, maar om veilig te zijn is het beter om een nog langere sluitertijd te kiezen. 1/125 wordt aanbevolen, zelfs al zal 1/160 seconde meestal ook werken.
Het gevaar van bewegingsonscherpte is sowieso verwaarloosbaar klein (en alleen potentieel relevant bij gemengde lichtsituaties): In een verduisterde ruimte zonder andere lichtbronnen bevriest de korte flits elke beweging; zelfs bij sluitertijden van enkele seconden of zelfs minuten.
Afbeelding 7.7: In een verduisterde ruimte bevriest de flits elke beweging. De modernste flitsinstallaties bereiken kortste flitstijden (t0.5) van 1/20.000 (bijvoorbeeld broncolor 'move') of zelfs 1/25.000 seconde (bijvoorbeeld Profoto 'Pro-B4'). Om een trampolinespringer volledig zonder bewegingsonscherpte vast te leggen, zijn dergelijke ultrakorte aansteektijden van de flitsbuis echter helemaal niet nodig.
Hoewel de flitskracht niet alleen afhankelijk is van de intensiteit, maar ook van de lichtduur van de flits, gebeurt dit allemaal in millisecondenbereik. Volledig voldoende voor de meeste fotografische taken, zelfs als je geen van de twee genoemde installaties hebt. (Extreem korte aansteektijden zijn hooguit relevant als je een kogel in beweging wil vastleggen).
(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 7.8: Om de zeer zwakke lichtkracht van beide neonbuizen vast te leggen, heb ik een relatief lange belichtingstijd gebruikt (1/8 seconde).
(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 7.9: In de verder donkere studio zorgde het flitslicht ervoor dat de modellen voldoende scherp konden worden afgebeeld.
- Het diafragma is een creatief element voor de fotograaf. De keuze beïnvloedt de reikwijdte van de scherptediepte. Bij portretten geef je vaak de voorkeur aan een groot diafragma (groot diafragma, kleine diafragmawaarde, weinig scherptediepte). Voor productfoto's voor reclamedoeleinden daarentegen kies je eerder een kleine (klein diafragma, grote waarde, groot scherptedieptebereik).
Afbeelding 7.10: Voor productfoto's waarbij het belangrijk is dat het hele motief duidelijk en scherp herkenbaar is, gebruik je kleine diafragma's (hier was het diafragma 22). Hier heb ik voor deze opname de 2,8/105mm Micro-Nikkor gebruikt.
(Foto © 2012: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 7.11: Voor deze opname heb ik hetzelfde objectief gebruikt bij diafragma 4,5.
(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Veel fotografen handelen echter helaas als volgt: ze zetten de flitsinstallatie aan, behouden de instelling van de lichtkracht die meestal nog van de vorige shoot stond ingesteld, en passen hun diafragma daarop aan. Het is beter om na te denken welk effect bereikt moet worden en welk diafragma hiervoor het meest geschikt is. De lichtkracht wordt dan dienovereenkomstig gekozen.
Afbeelding 7.12: Vooral bij het visueel vormgeven van portretten speelt het diafragma een belangrijke rol. Als je een relatief open diafragma gebruikt, krijg je een mooie scherpe-vervaging-verloop. Belangrijk hierbij is dat je scherpstelt op de ogen van de gefotografeerde persoon. Een foto wordt als onscherp ervaren wanneer de ogen onscherp zijn. Zijn daarentegen alleen de ogen scherp en de rest van het beeld onscherp, dan wordt de foto nog steeds als scherp beoordeeld door de kijker. Nikon D4 met 2,0/200mm Nikkor. 1/125 seconde, diafragma 3,5, ISO 125.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Afbeelding 7.13: De beauty-dish is mijn favoriete lichtvormer voor expressieve portretten van vrouwen. Hier heb ik de P-Soft van broncolor gebruikt. Die heeft geen witte, maar een zilveren binnencoating, wat het licht nog wat "knapperiger" maakt.
Afbeelding 7.14: Voor een gelijkmatige verlichting van de achtergrond (dus zonder verloop) heeft men twee achtergrondlichten nodig (hier heb ik twee softboxen gebruikt). Dit geldt vooral ook voor een witte achtergrond, want deze lijkt al snel grijs in plaats van wit als hij niet genoeg licht krijgt. Om ervoor te zorgen dat het model alleen wordt belicht door het hoofdlicht en niet ook nog door het achtergrondlicht, moet er voldoende afstand zijn tussen het model en de achtergrond. Minstens 1,5 m wordt aanbevolen.
(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)
Opmerking
Wat men absoluut in gedachten moet houden: Bij het werken met flitsinstallaties moet men weliswaar bepaalde camerainstellingen aan de DSLR doen (sluitertijd van 1/160 seconde of langer, handmatige instelling), maar dit leidt geenszins tot beperking van de creatieve vrijheid van de fotograaf. Integendeel! Dat we een sluitertijd moeten gebruiken die ervoor zorgt dat de foto's niet deels zwart worden, is begrijpelijk. Toch kunnen we binnen bepaalde grenzen "spelen" met de tijd: tussen enkele minuten (of theoretisch ook uren) tot 1/160 seconde. (Afhankelijk van de flitsinstallatie, het model en het gebruikte flitsvermogen ook tot 1/200 seconde).
Echter, men moet er rekening mee houden dat we door het gebruik van flitslicht moeten onderscheiden welke de effecten zijn van continu licht en toegepast flitslicht bij variaties in de drie camerabelichtingsparameters:
• Veranderingen in de ISO-gevoeligheid hebben betrekking op de effecten van zowel continu- als flitslicht.
• Ook veranderingen in de diafragmawaarde hebben effect op de beeldhelderheid: zowel van continu- als flitslicht.
• Bij veranderingen in de sluitertijd daarentegen heeft alleen het continu licht effect op de beeldhelderheid! Mits er binnen het toegestane bereik wordt gewerkt (1/160 seconde tot enkele minuten), hebben wijzigingen in de sluitertijd geen invloed van de flitser op de beeldhelderheid.
Men moet dus in gedachten houden dat de beeldhelderheid bij gemengde lichtsituaties bestaat uit het continue lichtaandeel en het flitslichtaandeel. Veranderingen in de sluitertijd leiden ertoe dat de aandelen verschuiven: Hoe langer de sluitertijd, des te meer continu licht valt op de sensor (bij een gelijkblijvend flitslichtaandeel).
Voorbeeld
De beste flitsinstallatie is waardeloos als men deze niet effectief ("do right things") en efficiënt ("do things right") kan gebruiken. Wat men nog moet weten over het omgaan met flitsinstallaties, zal daarom te vinden zijn in het volgende deel van deze handleiding: "Praktische tips bij het omgaan met studio- en buitenflitsinstallaties"!